Millers toneelstuk werd geschreven in 1953, op het hoogtepunt van het McCarthy-tijdperk, toen HUAC onderzoek deed naar vermeende communisten in de entertainmentindustrie. Miller zelf was een van de onderzochten, en hij gebruikte zijn toneelstuk om zijn zorgen over de tactiek van de commissie te uiten.
Zowel in de heksenprocessen in Salem als in de HUAC-hoorzittingen werden onschuldige mensen beschuldigd van wandaden op basis van weinig of geen bewijs. In Salem waren de aanklagers vaak jonge meisjes die beweerden bezeten te zijn door de duivel, terwijl tijdens de HUAC-hoorzittingen de aanklagers vaak politieke vijanden waren van de mensen die ze beschuldigden. In beide gevallen werd de verdachten vaak een eerlijk proces ontzegd en werd hun leven geruïneerd.
Miller was van mening dat de HUAC-hoorzittingen een gevaarlijke bedreiging vormden voor de Amerikaanse democratie. Hij zag de commissie als een soort hedendaagse heksenjacht en vreesde dat deze zou leiden tot de vervolging van onschuldige mensen. Zijn toneelstuk The Crucible was voor hem een manier om het Amerikaanse publiek te waarschuwen voor de gevaren van politieke vervolging.