Onrecht 2: Meneer Sir, de directeur van het kamp, leidt het kamp met ijzeren vuist en straft de jongens zwaar voor elke overtreding. Hij ontzegt hen basisbehoeften zoals voedsel, water en onderdak.
Onrecht 3: Als onderdeel van hun straf worden de jongens elke dag gedwongen gaten te graven. Dit dient geen enkel doel en is eenvoudigweg een manier voor meneer de heer om zijn controle over de jongens uit te oefenen.
Onrechtvaardigheid 4: De jongens worden voortdurend in de gaten gehouden en mishandeld door de kampbewakers, die plezier beleven aan hun lijden.
Onrecht 5: Stanley's advocaat gelooft niet in zijn onschuld en verdedigt hem niet adequaat in de rechtbank.
Onrechtvaardigheid 6: Stanley's familie kan zich geen eerlijk proces veroorloven, wat resulteert in zijn onterechte veroordeling.
Onrecht 7: Zero, een medegevangene in Camp Green Lake, wordt wreed behandeld door het kamppersoneel en wordt een zondebok voor veel van de problemen van het kamp.