* Claudius, The King: Dit is zijn primaire verdachte. Hamlet heeft sterk bewijs, waaronder de getuigenis van de geest en het verdachte gedrag van Claudius (bijvoorbeeld snel met de weduwe van zijn broer trouwen).
* Polonius, The Lord Chamberlain: Aanvankelijk vermoedt Hamlet Polonius om betrokken te zijn bij de moord. Dit is gebaseerd op zijn vermoeden dat Polonius hem bespioneert en zijn verlangen om hem te manipuleren.
* The Queen, Gertrude: Hoewel Hamlet haar niet expliciet beschuldigt van moord, geeft hij haar de schuld voor het zo snel met Claudius met Claudius na de dood van zijn vader en het als een verraad beschouwt. Hij gelooft ook dat ze medeplichtig is aan de acties van Claudius.
De primaire focus van Hamlet tijdens het spel ligt echter op Claudius. Hij wordt verteerd door de noodzaak om de schuld van Claudius en exacte wraak te bewijzen. Zijn vermoeden van Polonius en zijn complexe gevoelens jegens zijn moeder zijn uiteindelijk ondergeschikt aan zijn obsessie met Claudius.