1. Leitmotieven: Wagner gebruikte leidmotieven, terugkerende muzikale frases of thema's, om specifieke karakters, emoties of objecten in het drama weer te geven. Deze leidmotieven werden vaak in het orkest geïntroduceerd voordat de bijbehorende personages of gebeurtenissen op het podium verschenen, waardoor een gevoel van anticipatie en verbinding tussen de muziek en het drama ontstond.
2. Orkestrale intermezzo's: Wagner gebruikte vaak orkestrale intermezzo's tussen scènes of acts om na te denken over en commentaar te geven op de voorgaande toneelactie. Deze intermezzo's boden het orkest de mogelijkheid om emoties over te brengen en gebeurtenissen te vertellen zonder dialoog of fysieke beweging op het podium.
3. Melodische en harmonische expressie: Wagners muziek was zeer expressief en maakte gebruik van rijke melodieën, harmonieën en orkestrale kleuren om specifieke stemmingen en sferen op te roepen. De muzikale taal van het orkest weerspiegelde de emotionele toestand van de personages en de dramatische situaties die zich op het podium ontvouwden.
4. Gebruik van het hele orkest: Wagner breidde de rol van het orkest in zijn muziekdrama's uit, waarbij hij alle secties gebruikte om een rijke en gevarieerde soundscape te creëren. Hij behandelde het orkest als een verenigd instrument, dat in staat was een breed scala aan emoties en kleuren uit te drukken en de actie op het podium te ondersteunen en te versterken.
5. Geluidssymboliek: Wagner gebruikte specifieke orkesttechnieken om objecten of acties in het drama weer te geven of te symboliseren. Hij zou bijvoorbeeld instrumenten met een hoge toon kunnen gebruiken om een gevoel van verhevenheid of spiritualiteit aan te duiden, of instrumenten met een lage toon om mysterie of duisternis te suggereren.
6. Contrapuntisch schrijven: Wagner gebruikte vaak complexe contrapuntische teksten, waarbij meerdere muzikale lijnen en melodieën tegelijkertijd met elkaar verweven waren. Deze ingewikkelde muzikale textuur weerspiegelde de complexiteit van de dramatische verhaallijnen en karakterrelaties.
7. Chromatiek en tonaliteit: Wagners muziek maakte vaak gebruik van chromatische harmonieën en ongebruikelijke toonverschuivingen, die een gevoel van instabiliteit en ongemak in de muzikale sfeer creëerden. Deze muzikale elementen versterkten de dramatische intensiteit en emotionele diepgang van de podiumactie.
8. Stem- en orkestintegratie: Wagner integreerde de stemmen van de zangers zorgvuldig met het orkest, waardoor ze naadloos in elkaar overvloeiden. Het orkest zorgde voor een rijke muzikale achtergrond die de zanglijnen ondersteunde en aanvulde, waardoor het algehele dramatische effect werd versterkt.
Over het geheel genomen was Wagners nieuwe muziekdrama bedoeld om een verenigde ervaring te creëren waarin muziek, drama en toneelkunst onlosmakelijk met elkaar verbonden waren. Door het gebruik van leidmotieven, orkestrale intermezzo's, expressieve melodieën en harmonieën bracht Wagner een diepe verbinding tot stand tussen de muziek en de toneelactie, waardoor het publiek werd ondergedompeld in een multi-zintuiglijke ervaring.