Arts >> Kunst en amusement >  >> theater >> Playwriting

Hoe categoriseren we toneelstukken?

Genre

* Tragedie: Een serieus drama met een ongelukkig einde, doorgaans met de ondergang van de hoofdpersoon.

* Komedie: Een licht en humoristisch drama, vaak met een happy end.

* Tragikomedie: Een drama dat elementen van tragedie en komedie combineert.

* Geschiedenis: Een drama gebaseerd op waargebeurde historische gebeurtenissen.

* Fantasie: Een drama dat elementen van magie, betovering of andere bovennatuurlijke krachten bevat.

* Sciencefiction: Een drama dat elementen van technologie of wetenschap bevat die momenteel niet bestaan.

* Realisme: Een drama dat het leven op een realistische en naturalistische manier probeert weer te geven.

* Symboliek: Een drama dat symbolen en metaforen gebruikt om complexe betekenissen of ideeën over te brengen.

* Expressionisme: Een drama dat de innerlijke gedachten en emoties van de personages benadrukt in plaats van de externe realiteit.

* Absurdisme: Een drama dat het leven als zinloos en absurd voorstelt.

Structuur

* Volledig toneelstuk: Een toneelstuk dat doorgaans minstens een uur duurt.

* Eenakter: Een toneelstuk dat doorgaans minder dan een uur duurt.

* Twee bedrijven: Een toneelstuk dat is verdeeld in twee bedrijven, meestal met een pauze ertussen.

* Drieakter: Een toneelstuk dat is verdeeld in drie bedrijven, meestal met twee pauzes ertussen.

* Episodisch spel: Een toneelstuk dat bestaat uit een reeks korte scènes of afleveringen, meestal zonder duidelijke verhaalstructuur.

* Circulair spelen: Een stuk dat op dezelfde plaats en tijd begint en eindigt, doorgaans met een cyclische verhaalstructuur.

Tekens

* Protagonist: De hoofdpersoon van het stuk, meestal degene die de actie aanstuurt.

* Antagonist: De belangrijkste tegenstander van de hoofdpersoon, meestal degene die conflicten in het stuk veroorzaakt.

* Deuteragonist: Het op één na belangrijkste personage in het stuk, meestal een vriend of bondgenoot van de hoofdpersoon.

* Tritagonist: Het derde belangrijkste personage in het stuk, meestal een vijand of rivaal van de hoofdpersoon.

* Mindere karakters: Personages die een kleinere rol in het stuk spelen, zoals vrienden, familie, bedienden of andere ondersteunende personages.

Instelling

* Tijd: De tijdsperiode waarin het stuk zich afspeelt.

* Plaats: De locatie waar het toneelstuk zich afspeelt.

* Sfeer: De algemene sfeer of het gevoel van het stuk, meestal gecreëerd door de setting, verlichting en geluidseffecten.

Thema's

* De hoofdthema's van een toneelstuk zijn de universele ideeën of concepten die het stuk onderzoekt.

* Thema's kunnen over van alles gaan, zoals liefde, verlies, macht, corruptie, verlossing of de menselijke conditie.

* Thema's worden doorgaans overgebracht via de personages, het plot en de dialoog van het stuk.

Stijl

* De stijl van een toneelstuk verwijst naar de manier waarop het is geschreven en uitgevoerd.

* Stijl kan door veel factoren worden beïnvloed, zoals het genre van het stuk, de setting en de personages.

* Sommige toneelstukken zijn in een realistische stijl geschreven, andere in een gestileerde of poëtische stijl.

*Sommige toneelstukken worden opgevoerd met een traditionele of naturalistische benadering, terwijl andere worden uitgevoerd met een meer experimentele of avant-gardistische benadering.

Playwriting

Verwante categorieën