Wanneer Mary voor het eerst voor de rechtbank verschijnt, wantrouwt Danforth haar motieven. Hij denkt dat ze liegt of gedwongen wordt valse beschuldigingen te uiten. Hij ondervraagt haar nauwkeurig en probeert haar op een tegenstrijdigheid te betrappen. Mary blijft echter standvastig in haar beweringen en is zelfs in staat weerstand te bieden aan de druk van de andere rechters om haar getuigenis in te trekken.
Naarmate het bewijs tegen de beschuldigde heksen zich opstapelt, raakt Danforth steeds meer overtuigd van Mary's eerlijkheid. Hij begint haar te zien als slachtoffer van de hekserij in plaats van als dader. Hij bewondert ook haar moed en kracht ondanks tegenslag.
In de slotscènes van het stuk wordt Danforth heen en weer geslingerd tussen zijn plicht om de wet te handhaven en zijn groeiende twijfels over de schuld van de beschuldigde. Hij besluit uiteindelijk de doodvonnissen van de veroordeelde heksen te ondertekenen, maar hij heeft duidelijk last van zijn beslissing. Hij realiseert zich dat hij een fout heeft gemaakt en dat de onschuldigen samen met de schuldigen gestraft zullen worden.