Plaatst het publiek in de positie van een specifiek personage, waardoor een meeslepende en persoonlijke ervaring ontstaat.
2. Reactiebeelden:
Legt de emotionele reacties en reacties van personages vast en beïnvloedt zo de perceptie en gevoelens van het publiek ten opzichte van de personages en gebeurtenissen.
3. Ooglijnmatch:
Matcht de blik van een personage met het gewenste object of persoon. Deze techniek suggereert waar het personage naar kijkt en stuurt de focus van het publiek.
4. Shot over de schouder:
Plaatst de camera achter de schouder van een personage, waardoor het publiek deelneemt aan een gesprek of scène.
5. Tweeschots:
Kadreert twee personages in één opname. Door deze compositie kan het publiek de uitdrukkingen, lichaamstaal en interacties van de personages vergelijken.
6. Schot tot stand brengen:
Biedt een breed, panoramisch beeld dat de sfeer bepaalt en het publiek de algehele omgeving laat begrijpen.
7. Afstandsschot (volledige opname):
Toont een compleet beeld van een personage van top tot teen en geeft inzicht in hun fysieke verschijning, houding en ruimtelijke relatie tot de omgeving.
8. Middellange opname:
Richt zich op een personage vanaf de taille, met nadruk op gezichtsuitdrukkingen, gebaren en bovenlichaamstaal.
9. Close-upopname:
Markeert specifieke kenmerken, emoties of objecten door ze in het kader te isoleren. Close-ups creëren intimiteit tussen het publiek en het onderwerp.
10. Extreme close-upopname:
Extreme focus op een klein detail of een klein deel van het gezicht van een personage, waardoor gelaatstrekken worden vergroot en intense emotie wordt overgebracht.
11. Opname vanuit hoge hoek:
Legt een scène vast vanuit een verhoogde positie, waardoor personages er kwetsbaar, overweldigd of onbelangrijk uitzien.
12. Opname vanuit lage hoek:
Een opname vanuit een lager perspectief, waardoor personages een gevoel van autoriteit, vertrouwen of potentiële dreiging krijgen.
13. Nederlandse hoek (gekanteld schot):
Kantelt de camera op zijn as, waardoor een verontrustende sfeer ontstaat of verwarring en desoriëntatie worden gesymboliseerd.
14. Schot invoegen:
Presenteert een close-up van een object, document of detail dat relevant is voor de scène, biedt aanvullende informatie of vestigt de aandacht op specifieke aspecten.
15. Montagevolgorde:
Een snelle reeks opnames die de tijd comprimeert, een verscheidenheid aan gebeurtenissen of emoties vastlegt, of een bepaald concept of thema benadrukt.
Deze technieken stellen filmmakers in staat het perspectief van het publiek te manipuleren, emoties te manipuleren en het verhaal op een visueel boeiende en impactvolle manier te begeleiden.