1. Politieke wanorde:
- De plotselinge en onverwachte dood van koning Hamlet zorgt voor politieke instabiliteit en onzekerheid in het koninkrijk Denemarken. Claudius' overhaaste troonsbestijging roept vragen op over de legitimiteit van zijn bewind en zaait zaden van ontevredenheid onder het Deense hof en de burgers.
2. Sociale stoornis:
- Het huwelijk van koningin Gertrude met Claudius, slechts twee maanden na de dood van koning Hamlet, wordt beschouwd als een schending van maatschappelijke normen en morele verwachtingen. Het roept zorgen op over het overhaaste en twijfelachtige karakter van de vakbond, wat bijdraagt aan het gevoel van sociale onrust.
3. Morele stoornis:
- De geest van koning Hamlet onthult aan zijn zoon, prins Hamlet, dat hij is vermoord door Claudius, zijn eigen broer. Deze openbaring legt een diepgaande morele corruptie en verraad binnen de koninklijke familie bloot, waardoor het vertrouwen van Hamlet en zijn geloof in de morele orde van de wereld wordt vernietigd.
4. Psychische stoornis:
- Het gewicht van de moord op zijn vader, de verantwoordelijkheid om deze te wreken en de ontmoeting met de geest leiden tot een diepe psychologische crisis voor Hamlet. Hij ervaart emotionele onrust, melancholie en een diep innerlijk conflict terwijl hij worstelt met de morele implicaties van zijn daden en het verlangen naar gerechtigheid.
5. Filosofische stoornis:
- Hamlet's reflecties over de aard van het leven, de dood en moraliteit, evenals zijn scepsis over het hiernamaals en de onzekerheid rond het menselijk bestaan, dragen bij aan de filosofische wanorde van het stuk. Hij stelt de zin van het leven, de gevolgen van daden en de aard van de werkelijkheid zelf in vraag.
6. Bovennatuurlijke stoornis:
- De verschijning van de geest van koning Hamlet, zijn beweringen over moord en zijn eisen voor wraak verstoren de natuurlijke orde en creëren een gevoel van bovennatuurlijke wanorde. De betrokkenheid van de geest en het spookachtige rijk voegt een element van het onbekende en het buitenaardse toe aan de conflicten in het stuk.
7. Tragische stoornis:
- Uiteindelijk illustreert de tragische conclusie van het stuk, met de dood van verschillende personages, waaronder Hamlet, Ophelia, Gertrude en Claudius, de tragische wanorde en de verwoestende gevolgen die voortkomen uit de eerste moorddaad en het daaropvolgende web van bedrog, verraad, en wraak.
Deze voorbeelden van wanorde in 'Hamlet' dragen bij aan de complexiteit, de tragedie en de verkenning van de diepgaande effecten van morele corruptie en ontwrichting op individuen en de samenleving in het stuk.