* Figuratieve taal: Dit omvat een breed scala aan taalapparaten die woorden op niet-letterlijke manieren gebruiken om levendige beelden te creëren, ideeën te benadrukken of emoties op te roepen. Voorbeelden zijn:
* metafoor: Twee in tegenstelling tot dingen vergelijken zonder "zoals" of "als" te gebruiken ("hij is een leeuw in de strijd.")
* Simile: Twee in tegenstelling tot dingen met "Like" of "As" ("ze is zo sterk als een os.")
* Personificatie: Menselijke kwaliteiten geven aan levenloze objecten of dieren ("De wind gefluisterde geheimen.")
* Hyperbool: Overdending voor de nadruk ("Ik heb zo honger dat ik een paard zou kunnen eten!")
* understatement: Opzettelijk iets bagatelliseren om het minder belangrijk te laten lijken ("Ik ben een beetje moe" na het runnen van een marathon).
* ironie: Het tegenovergestelde zeggen van wat je bedoelt, vaak voor humoristisch effect ("Dat is gewoon geweldig!" Zei sarcastisch over een slechte situatie).
* symboliek: Het gebruik van objecten, tekens of acties om abstracte ideeën weer te geven ("De duif symboliseert vrede.")
Hyperbole is slechts * één * type figuratieve taal, specifiek gericht op overdrijving voor effect.
Dus, hoewel hyperbool figuratieve taal gebruikt, is niet alle figuratieve taal hyperbool.