In Julius Caesar bijvoorbeeld worden de Romeinse gewone mensen afgeschilderd als mensen die zich gemakkelijk laten beïnvloeden door de woorden van Marcus Antonius. Antony's toespraak op de begrafenis van Caesar zet het gewone volk aan tot rellen en zich te keren tegen de samenzweerders die Caesar hebben vermoord. De gewone mensen worden ook afgeschilderd als bijgelovig en angstig. In hetzelfde stuk laten ze zich gemakkelijk beïnvloeden door de profetieën van de waarzegger.
Op dezelfde manier worden de Romeinse gewone mensen in Coriolanus afgeschilderd als onhandelbaar en gemakkelijk te manipuleren. Ze keren zich snel tegen Coriolanus, hun voormalige held, wanneer hij wordt beschuldigd van verraad. Het gewone volk wordt ook afgeschilderd als ondankbaar. Ze vergeten snel de goede daden die Coriolanus voor hen heeft gedaan en keren zich snel tegen hem als hij in nood verkeert.
Shakespeares weergave van de Romeinse gewone mensen werd waarschijnlijk beïnvloed door zijn eigen ervaringen met de Elizabethaanse gewone mensen. De Elizabethaanse gewone mensen werden vaak gezien als ongeschoold, bijgelovig en gemakkelijk te manipuleren door de rijken en machtigen. De toneelstukken van Shakespeare weerspiegelen deze kijk op de gewone mensen, en zijn weergave van hen in Julius Caesar en Coriolanus komt overeen met de algemene kijk op de gewone mensen in het Elizabethaanse Engeland.