In Act III worden de plebejers afgeschilderd als mensen die zich laten leiden door emoties en gemakkelijk kunnen worden beïnvloed door charismatische leiders. Ze missen het vermogen om kritisch te denken en stellen de motieven of argumenten van degenen die hen aanspreken niet in twijfel. Brutus, die eerder de menigte had toegesproken met een rationele en logische toespraak, slaagt er niet in om op emotioneel niveau contact met hen te maken en verliest uiteindelijk hun steun.
Er wordt ook afgebeeld dat de plebejers een kortetermijngeheugen hebben en gemakkelijk door de schijn worden beïnvloed. Ze vergeten snel de wandaden van Caesar, zoals zijn ambitie en dictatoriale neigingen, en concentreren zich uitsluitend op zijn vrijgevigheid en populariteit. Antony's vaardige gebruik van Caesars mantel en het tentoonstellen van zijn wonden doen een beroep op hun emoties en doen elk rationeel oordeel dat ze hebben gehad terzijde.
Over het geheel genomen benadrukt Shakespeares weergave van de plebejers in Act III de kwetsbaarheden en beperkingen van het gewone volk in een politieke context. Hij presenteert ze als vatbaar voor manipulatie en emotionele aantrekkingskracht, en omdat ze de kritische denkvaardigheden missen die nodig zijn om weloverwogen beslissingen te nemen. Deze weergave dient om het belang van leiderschap, charisma en het vermogen om de publieke opinie te beïnvloeden bij het vormgeven van de loop van politieke gebeurtenissen te benadrukken.