Het is echter belangrijk op te merken dat niet iedereen in de tijd van Shakespeare in het goddelijke recht van koningen geloofde. Er waren sommigen die beweerden dat koningen slechts menselijke wezens waren en onderworpen moesten zijn aan dezelfde wetten en regels als ieder ander. Deze individuen werden vaak geassocieerd met de puriteinse beweging, die tot doel had de Kerk van Engeland te hervormen en een meer egalitaire samenleving te vestigen.
In de toneelstukken van Shakespeare zien we een scala aan houdingen ten opzichte van koningen. Sommige toneelstukken, zoals 'King Lear' en 'Richard II', presenteren koningen als complexe en gebrekkige figuren die uiteindelijk ten val worden gebracht door hun eigen hoogmoed. Andere toneelstukken, zoals 'Henry V' en 'Julius Caesar', presenteren koningen als heldhaftige en deugdzame leiders die respect en bewondering verdienen. Uiteindelijk weerspiegelen de toneelstukken van Shakespeare de complexe en veelzijdige aard van het koningschap en de verschillende manieren waarop dit in zijn tijd werd waargenomen.