Sociale en culturele normen: In veel samenlevingen werd traditioneel van vrouwen verwacht dat ze thuis bleven en voor het huishouden zorgden, terwijl mannen verantwoordelijk waren voor publieke activiteiten zoals optreden op het podium. Deze rolverdeling was gebaseerd op de overtuiging dat vrouwen in termen van intelligentie en fysieke kracht inferieur waren aan mannen, en daarom niet in staat waren om op het podium op te treden.
Religieuze beperkingen: In sommige culturen speelden religieuze overtuigingen ook een rol bij het voorkomen dat vrouwen op het podium optraden. In het oude Griekenland mochten vrouwen bijvoorbeeld niet deelnemen aan de Olympische Spelen of andere openbare evenementen waarbij ze hun lichaam moesten blootleggen. Op dezelfde manier werden vrouwen in veel christelijke samenlevingen ontmoedigd om op het podium op te treden, omdat dit als een vorm van onfatsoenlijkheid werd gezien.
Wettelijke verboden: In sommige rechtsgebieden waren er ook wettelijke verboden voor vrouwen om op het podium op te treden. In Engeland bijvoorbeeld verbood de Licensing Act van 1737 vrouwen om in toneelstukken te spelen, tenzij ze daarvoor een specifieke vergunning hadden. Deze wet werd in 1843 ingetrokken, maar had nog steeds een aanzienlijke impact op de kansen voor vrouwen in de theaterwereld.
Als gevolg van deze sociale, culturele, religieuze en wettelijke beperkingen werden vrouwen in de eerste eeuwen grotendeels uitgesloten van optredens op het podium. Pas aan het einde van de 18e en 19e eeuw begonnen vrouwen meer kansen te krijgen om op het podium op te treden, en zelfs toen werden ze geconfronteerd met aanzienlijke uitdagingen en discriminatie.