19e eeuw (begin 19e eeuw)
- Damesmode:
- Empire-taille:Jurken met een hoge taille onder de buste, vloeiende rokken en vaak onthullend decolleté.
- Spencer-jassen:korte, getailleerde jasjes die over jurken worden gedragen.
- Pelisses:lange, losse jassen of mantels.
- Regency-mutsen:grote mutsen met brede randen, versierd met linten, bloemen of veren.
- Herenmode:
- Slipjassen:lange, getailleerde jassen die tot aan de knieën reiken, gecombineerd met broeken, vesten en halsdoeken.
- Hoge hoeden:hoge, cilindrische hoeden gemaakt van beverbont, vaak geassocieerd met formele kleding.
- Hessische laarzen:hoge laarzen met kwastjes, meestal gemaakt van leer of suède.
Midden 19e eeuw (jaren 1830-1860)
- Damesmode:
- Bustles en crinolines:Uitgebreide onderkleding om een klokvormig silhouet te creëren, waardoor volume aan de rokken wordt toegevoegd.
- Godet-rokken:rokken met driehoekige inzetstukken die uitlopen en voor volheid zorgen zonder de noodzaak van overmatige petticoats.
- Mutsen en hoeden:Overgang van Regency-mutsen met brede rand naar kleinere, meer uitgebreide hoeden met veren, bloemen en sluiers.
- Herenmode:
- Geklede jassen:formele jassen met lange taille die tot aan de knieën of daaronder reiken, vaak gecombineerd met hoge hoeden.
- Ochtendjassen:minder formele jassen, meestal knielengte, gedragen tijdens sociale evenementen overdag.
- Broek:nauwsluitende broek, vaak gemaakt van wol, met gesp in de taille.
Einde 19e eeuw (jaren 1870-1890)
- Damesmode:
- Drukte-rokken:Geleidelijke verschuiving van overdreven drukte naar meer gecontroleerde drukte-stijlen, zoals de 'watervaldrukte' of 'polonaise'.
- Esthetische beweging:vloeiende, losse 'theejurken' en 'esthetische jurken' met eenvoudige, natuurlijke lijnen en minimale versieringen.
- Gilded Age:de mode werd weelderiger, met uitgebreide jurken met weelderige stoffen, ingewikkelde versieringen en drukte.
- Herenmode:
- Zakjassen:loszittende, comfortabele jassen met een ontspannen silhouet, ter vervanging van de meer op maat gemaakte geklede jassen.
- Loungepakken:ontstaan als casual kleding, met een bijpassend jasje, broek en gilet, vaak in stoffen met patronen.
- Bolhoeden:afgeronde koepelvormige hoeden, populair om overdag te dragen.
Begin 20e eeuw (1900-1910)
- Damesmode:
- S-bochtsilhouet:Benadrukt een gebogen figuur met een kleine taille, overdreven buste en vloeiende rokken.
- Edwardiaanse mode:gekenmerkt door uitgebreide blouses, korsetten en volumineuze rokken.
- Hobble-rokken:smalle rokken die de bewegingsvrijheid beperken, uiteindelijk vervangen door meer praktische stijlen.
- Kragen met hoge hals en hoeden met brede rand.
- Herenmode:
- Norfolk-jassen:casual tweedjassen met tailleband en plooien, vaak gecombineerd met knickerbockers (korte, wijde broeken).
- Driedelige pakken:formele kleding bestaande uit een jasje, gilet en broek, meestal in donkerdere kleuren.
- Vleugelkragen en stijve afneembare kragen.
De modetrends van de 19e en het begin van de 20e eeuw weerspiegelden maatschappelijke veranderingen, technologische vooruitgang en artistieke invloeden. Hoewel dit slechts algemene schetsen zijn, speelden regionale en individuele stijlen ook een belangrijke rol bij het vormgeven van het diverse modelandschap in deze periode.