De structuur van een da capo-aria is als volgt:
- Deel A:Het eerste deel van de aria is doorgaans een langzame en lyrische melodie. Het is vaak in majeur en bevat een eenvoudige, vloeiende melodie.
- Deel B:Het tweede deel van de aria is doorgaans een meer contrastrijk deel. Het is vaak in mineur en bevat een meer opgewonden melodie.
- Deel A (da capo):Het eerste deel van de aria wordt herhaald na het tweede deel. Deze herhaling wordt vaak aangegeven met de instructie "da capo" of "D.C." in de partituur.
De da capo-aria bood de solozanger een raamwerk om zijn vocale en technische vaardigheden te demonstreren. Door de contrasterende B-sectie kon de zanger laten zien dat hij verschillende emoties kon overbrengen en verschillende vocale kleuren en texturen kon verkennen. Door de herhaling van het A-gedeelte kon de zanger de aria tot een bevredigend en sluitend einde brengen.
De da capo-aria werd veelvuldig gebruikt door componisten als Händel, Bach en Vivaldi. Het bleef een populaire vorm van aria gedurende het hele baroktijdperk en werd uiteindelijk vervangen door de meer gevarieerde en dramatische vormen van aria die te vinden waren in de klassieke en romantische tijdperken.