Scherming verwijst naar de geleidelijke verandering in de duisternis of lichtheid van een gebied van een object of scène. Dit kan worden gebruikt om de illusie van diepte te creëren, omdat donkere gebieden dichter bij de kijker lijken te zijn, terwijl lichtere gebieden verder weg lijken te zijn. Arcering kan ook worden gebruikt om de details van een object te benadrukken, zoals de textuur of vorm ervan.
Toon verwijst naar de algehele lichtheid of duisternis van een object of scène. Dit wordt bepaald door de hoeveelheid licht die wordt gereflecteerd door het oppervlak van een object. Lichtere gebieden zijn meer reflecterend, terwijl donkere gebieden minder reflecterend zijn. Toon kan worden gebruikt om contrast te creëren en bepaalde delen van een compositie te benadrukken.
Schaduw en toon zijn beide essentiële kunstelementen die kunnen worden gebruikt om verschillende effecten te creëren. Door de schaduw en toon van een afbeelding zorgvuldig te controleren, kan een kunstenaar een sterk gevoel van diepte en vorm creëren en de details van een scène benadrukken.