1. Brons:Moore gebruikte op grote schaal brons voor het gieten van zijn sculpturen. Hij waardeerde de duurzaamheid, sterkte en het vermogen om ingewikkelde details in de uiteindelijke vorm vast te leggen.
2. Steen:Moore beschouwde steen als een van de meest sympathieke materialen voor beeldhouwkunst, omdat het door de geschiedenis heen door kunstenaars is gebruikt. Hij sneed verschillende sculpturen uit verschillende stenen, zoals albast, marmer, travertijn en kalksteen.
3. Hout:Moore gebruikte af en toe hout, vooral in zijn eerdere werken. Hij sneed organische vormen en creëerde gestructureerde oppervlakken door het hout te beeldhouwen, uit te gutsen en te verbranden.
4. Gips:Moore gebruikte vaak gips als medium om voorlopige modellen en maquettes van zijn sculpturen te maken. Door deze gipsstudies kon hij experimenteren met vormen, verhoudingen en poses voordat hij aan het uiteindelijke materiaal werkte.
5. Hars:Moore gebruikte kunsthars, zoals polyesterhars versterkt met glasvezel, om vergrote versies van zijn sculpturen te maken. Deze harssculpturen maakten werken op grotere schaal mogelijk die buiten konden worden tentoongesteld.
6. Lood:Moore gebruikte zelden lood vanwege de giftigheid ervan en de fysieke beperkingen die het oplegde aan de schaal en complexiteit van sculpturen. Vooral in zijn vroege carrière maakte hij echter enkele hoofdsculpturen.
7. String and Wire:In sommige van zijn werken gebruikte Moore snaren of draden om skeletachtige raamwerken en contouren te creëren, wat een element van transparantie en spanning aan de sculpturen toevoegde.
Het is belangrijk op te merken dat Moore's materiaalkeuze ook afhing van de specifieke esthetische kwaliteiten en texturen die hij in elk kunstwerk probeerde te bereiken.