Naarmate het verhaal vordert, groeit de obsessie van de verteller met het behang en begint ze zichzelf te zien als een van de vrouwen in het patroon. Ze voelt zich verwant met hen, omdat ze haar eigen onderdrukte verlangens en frustraties lijken te vertegenwoordigen. Aan het einde van het verhaal is de verteller haar grip op de werkelijkheid volledig kwijt en gelooft ze dat ze een van de vrouwen op het behang is geworden, die op handen en voeten kruipt en het van de muren rukt.
Op deze manier wordt het gele behang een symbool van de mentale en emotionele achteruitgang van de verteller, en weerspiegelt het haar afdaling in waanzin terwijl ze strijdt tegen de maatschappelijke beperkingen en beperkingen die aan vrouwen van haar tijd werden opgelegd.