* "Percy had het gevoel dat hij werd meegesleurd door een gigantische golf."
* "De Minotaurus was zo groot als een huis."
* "Het zwaard was zo scherp als een scheermes."
Metaforen:
* "Het kamp was een toevluchtsoord voor halfgoden."
* "De goden waren de architecten van de wereld."
* "De zee was een bodemloze put."
Personificatie:
* "De wind fluisterde geheimen in zijn oren."
* "De bomen dansten in de wind."
* "Het water lachte terwijl het over de rotsen stroomde."
Hyperbool:
* "Ik was zo bang dat ik bijna in mijn broek plaste."
* "Ik was zo boos, ik had hem kunnen vermoorden."
* "Het was zo heet, ik dacht dat ik ging smelten."
Alliteratie:
* "De donkere diepten van de kerker"
* "De boze heks van het westen"
* "De dappere jongen vocht tegen het beest"
Onomatopee:
* "De donderslag echode door de vallei."
* "Het gesis van de slang deed me springen."
* "Het gebrul van de leeuw vulde de lucht."