Het gedicht begint met een beschrijving van hoe armoede de essentie van deze individuen heeft doordrongen. Het is een altijd aanwezige schaduw geworden, die hen dag en nacht achtervolgt en een onuitwisbare stempel op hun gezichten en lichamen achterlaat. Umeh gebruikt sterke beelden om de fysieke en emotionele tol over te brengen die armoede van haar slachtoffers eist, waarbij hun ingevallen ogen, gescheurde kleding en verzwakte zielen worden benadrukt.
De dichter onderzoekt vervolgens de gevolgen van armoede op een dieper niveau. Hij schetst een beeld van een samenleving waarin de waardigheid is weggenomen, waar kinderen kansen worden ontzegd, waar basisbehoeften als gezondheidszorg en onderwijs onbereikbaar blijven en waar hopeloosheid de boventoon lijkt te voeren. Umeh benadrukt het schril contrast tussen de bevoorrechte enkeling die in rijkdom en comfort leeft, en de massa die worstelt om te overleven.
Te midden van de somberheid draagt het gedicht ook een boodschap van veerkracht en vastberadenheid uit. Umeh erkent dat armoede een geduchte tegenstander kan zijn, maar hij moedigt de gemarginaliseerden aan om boven hun omstandigheden uit te stijgen. Hij roept op tot eenheid en solidariteit onder de armen en spoort hen aan de ketenen van armoede die hen binden te doorbreken.
‘Ambassadeurs van de Armoede’ dient als een krachtige aanklacht tegen de ongelijkheden en onrechtvaardigheden die de armoede in Afrikaanse samenlevingen in stand houden. Door zijn aangrijpende woorden heeft P.O.C. Umeh versterkt de stemmen van de armen, werpt licht op hun benarde situatie en eist een verandering ten goede. Het gedicht herinnert ons aan de dringende noodzaak om de armoede aan te pakken en een rechtvaardiger en rechtvaardiger wereld te creëren.