Alliteratie: De herhaling van hetzelfde beginmedeklinkergeluid in een reeks woorden, zoals 'de maan was een spookachtig galjoen' en 'de struikrover kwam aanrijden'.
Assonantie: De herhaling van hetzelfde klinkergeluid in een reeks woorden, zoals 'de maan was een spookachtig galjoen' en 'de wind was een stortvloed van duisternis'.
Consonantie: De herhaling van hetzelfde medeklinkergeluid in een reeks woorden, zoals 'de struikrover kwam aanrijden' en 'de wind was een stortvloed van duisternis'.
Metafoor: Een vergelijking tussen twee dingen die niet hetzelfde zijn, maar iets gemeen hebben, zoals 'de maan was een spookachtig galjoen' en 'de struikrover kwam aanrijden als een geest'.
Personificatie: Het geven van menselijke eigenschappen aan een levenloos object of abstract idee, zoals 'de wind was een stortvloed van duisternis' en 'de maan was een spookachtig galjoen'.
Vergelijking: Een vergelijking tussen twee dingen die op elkaar lijken, waarbij de woorden 'zoals' of 'als' worden gebruikt, zoals 'de struikrover kwam aanrijden als een geest' en 'de maan was een spookachtig galjoen'.
Deze stijlfiguren helpen om een levendige en suggestieve sfeer in het gedicht te creëren en om de personages en de setting tot leven te brengen.