Het gedicht begint met de spreker die hun omgeving beschrijft als 'opdringende muren', wat een gevoel van opsluiting en onderdrukking overbrengt. Ze voelen zich gevangen in een vijandige en onverschillige wereld. Het gebruik van woorden als ‘terloops’ en ‘omstanders’ suggereert een gebrek aan bezorgdheid en empathie bij anderen, alsof het lijden van de spreker slechts een onbelangrijke achtergrond is.
Door het hele gedicht heen gebruikt Ezechiël rijke beelden om de interne onrust en het gevoel van ontheemding van de spreker weer te geven. Ze noemen ‘angstige schaduwen’, ‘afbrokkelende huizen’ en ‘ratten die broeden in de kelders’, waardoor een sfeer van verval en wanhoop ontstaat. De verwijzing naar ‘de armen op straathoeken die de centen tellen’ benadrukt de economische en sociale verschillen die bijdragen aan hun marginalisering.
Het gedicht onderzoekt ook thema's als identiteit en erbij horen. De spreker voelt zich een buitenstaander, losgekoppeld van zijn omgeving. Ze verlangen naar acceptatie en begrip, maar worden in plaats daarvan gereduceerd tot een 'kaal bot op een bord'. Deze beelden brengen hun gevoelens van kwetsbaarheid en ontmenselijking over.
Het gedicht van Ezechiël biedt een aangrijpende kritiek op de maatschappelijke onverschilligheid tegenover gemarginaliseerde individuen. Hij werpt licht op de isolerende ervaringen van mensen die in armoede leven, aan de rand van de samenleving. ‘Background Casually’ is een krachtige herinnering aan de dringende behoefte aan compassie en sociale rechtvaardigheid om deze problemen aan te pakken en een meer inclusieve en empathische wereld te creëren.