- Onomatopee: Het gebruik van woorden die de geluiden imiteren die ze beschrijven, zoals 'zoemen' of 'sissen'.
- Alliteratie: De herhaling van medeklinkergeluiden aan het begin van woorden, zoals 'Peter Piper plukte een pikkie ingemaakte paprika's.'
- Assonantie: De herhaling van klinkergeluiden in de directe nabijheid, zoals 'De kat zat op de mat'.
- Consonantie: De herhaling van medeklinkergeluiden aan het einde van woorden, zoals 'nacht' en 'licht'.
- Ritme: Het patroon van geaccentueerde en niet-geaccentueerde lettergrepen in een dichtregel.
- Meter: Het regelmatige patroon van beklemtoonde en onbeklemtoonde lettergrepen in een gedicht.
- Pitch: De hoogheid of laagheid van een geluid.
- Timbre: De kwaliteit van een geluid dat het onderscheidt van andere geluiden met dezelfde toonhoogte en luidheid.
Akoestische dichters kunnen in hun gedichten ook niet-taalkundige geluiden gebruiken, zoals muziekinstrumenten of alledaagse geluiden.
Het doel van akoestische poëzie is om voor de luisteraar een zintuiglijke ervaring te creëren die zowel plezierig als tot nadenken stemmend is. Akoestische gedichten kunnen worden genoten door mensen van alle leeftijden en achtergronden, ongeacht hun begrip van traditionele poëtische vormen.
Hier zijn enkele voorbeelden van akoestische gedichten:
- "De Raaf" van Edgar Allan Poe
- "Jabberwocky" van Lewis Carroll
- "Het woestenijland" van T.S. Eliot
- "Howl" van Allen Ginsberg
- "Concrete gedichten" door Aram Saroyan
- "Geluidsgedichten" van John Cage
- "Audiokunst" door Laurie Anderson
Akoestische poëzie is een vitale en evoluerende kunstvorm die de grenzen blijft verleggen van wat poëzie kan zijn.