Het gedicht begint met de spreker die zichzelf omschrijft als een ‘straathoekkind’, iemand die altijd in beweging is en nooit helemaal thuis is. Ze heeft het gevoel dat ze nergens thuishoort en voortdurend beoordeeld wordt door de mensen om haar heen.
In de tweede strofe vertelt de spreker hoe ze ernaar verlangt weg te vliegen uit haar huidige situatie. Ze wil ontsnappen naar een plek waar ze vrij en geaccepteerd kan zijn. Ze stelt zich voor dat ze door de lucht zweeft, vrij van alle beperkingen en beperkingen die ze op aarde voelt.
In de derde strofe wordt de droom van de spreker om te vliegen onderbroken door de harde realiteit van haar situatie. Ze wordt weer op aarde gebracht door het geluid van een politieauto en de aanblik van een groep blanke mannen. Ze realiseert zich dat ze niet kan ontsnappen aan het racisme en de vooroordelen waarmee ze in haar dagelijks leven te maken krijgt.
Het gedicht eindigt met de spreker die vastbesloten is om te blijven vechten voor haar vrijheid en acceptatie. Ze weigert zich door de negatieve krachten in haar leven te laten neerhalen. Ze zal blijven dromen van vliegen en ze zal de hoop op een betere toekomst nooit opgeven.
Het gedicht 'Street Corner Flight' is een krachtig en ontroerend bewijs van de ervaring gevangen te zitten tussen twee werelden. Het is een verhaal van strijd en hoop, van moed en veerkracht. Het gedicht herinnert ons eraan dat we onze dromen nooit mogen opgeven, zelfs niet als we met de moeilijkste obstakels worden geconfronteerd.