- Spreker: De spreker in de eerste en derde strofe is de spinner zelf, die rechtstreeks spreekt over het proces van het spinnen en haar interacties met het weefgetouw en de wol. In de tweede strofe schakelt de spreker over naar het perspectief van een derde persoon, waarbij hij de routine van de spinner vanaf een afstand beschrijft.
- Focus: De eerste en derde strofe richten zich op de fysieke handeling van het spinnen en de relatie van de spinner met haar werk. De tweede strofe benadrukt echter de impact van het ambacht van de spinner op de bredere gemeenschap en de rol die het speelt in het bredere weefsel van het dagelijks leven.
- Beeldmateriaal: De eerste strofe maakt gebruik van levendige beelden om een tastbare zintuiglijke ervaring van het draaien te creëren, terwijl de derde strofe reflecteert op de betekenis van het werk van de spinner. De tweede strofe gebruikt daarentegen meer abstracte taal om de invloed van de spinner te beschrijven en de verbindingen die haar werk tussen mensen bevordert.
- Toon: De eerste en derde strofe hebben een contemplatieve toon, waarbij de spreker nadenkt over haar vak en de betekenis ervan. De tweede strofe heeft een meer objectieve en verhalende toon en biedt een bredere kijk op de impact van de spinner.
Samenvattend verschilt de tweede strofe van "Spinner" van het eerste en derde deel in termen van sprekerperspectief, focus, beeldspraak en toon, wat de veelzijdigheid en het expressiebereik van het gedicht laat zien.