Sonnet 18
_Zal ik je vergelijken met een zomerdag?_
Jij bent lieflijker en gematigder:
Ruwe wind doet de lieve knoppen van mei schudden,
En het huurcontract van de zomer heeft een veel te korte datum:
Soms te warm schijnt het oog van de hemel,
En vaak is zijn gouden huidskleur vervaagd;
En elke kermis van kermis gaat wel eens achteruit,
Door toeval, of door de veranderende koers van de natuur, niet getrimd;
Maar uw eeuwige zomer zal niet vervagen,
Verlies ook niet het bezit van dat mooie dat je bezit,
Noch zal de dood opscheppen dat je in zijn schaduw rust,
Wanneer je in eeuwige lijnen naar de tijd groeit:
Zolang mensen kunnen ademen of ogen kunnen zien,
Zo lang leeft dit en dit geeft leven aan jou.
Sonnet 29
_Toen, in ongenade door fortuin en mannenogen, _
Ik huil helemaal alleen over mijn verstoten staat,
En verontrust de dove hemel met mijn laarsloze kreten,
En kijk naar mezelf, en vervloek mijn lot,
Ik wens mij nog iemand die rijk is aan hoop,
Uitgelicht zoals hij, zoals hij met vrienden bezeten,
Verlangend naar de kunst van deze man en naar de reikwijdte van die man,
Met waar ik het meest van geniet en het minst tevreden ben;
Maar in deze gedachten verachtte ik mezelf bijna,
Hopelijk denk ik aan jou, en dan aan mijn toestand,
Zoals de leeuwerik die bij het aanbreken van de dag opkomt
Van sombere aarde, zingt hymnen aan de hemelpoort,
Want uw zoete liefde herinnerde zich dat zulke rijkdom met zich meebrengt,
Dat ik het dan minacht om mijn staat met koningen te veranderen.
Sonnet 116
_Laat mij niet deelnemen aan het huwelijk van ware geesten_
Geef belemmeringen toe. Liefde is geen liefde
Wat verandert wanneer het verandering vindt,
Of buigt met de remover om te verwijderen:
O nee! het is een altijd vaststaand teken,
Dat kijkt naar stormen en wordt nooit geschokt;
Het is de ster voor elke toverstok die blaft,
Wiens waarde onbekend is, ook al wordt zijn lengte ingenomen.
Liefde is niet de dwaas van de tijd, hoewel roze lippen en wangen
Binnen het kompas van zijn buigende sikkel komt;
Liefde verandert niet met zijn korte uren en weken,
Maar het houdt stand, zelfs tot aan de rand van het onheil.
Als dit een vergissing is en het wordt door mij bewezen,
Ik heb nooit geschreven, noch heeft iemand ooit liefgehad.