* Spreker: De spreker van een lyrisch gedicht is meestal een enkele, individuele stem die hun persoonlijke gedachten en gevoelens uitdrukt. De spreker kan de dichter zelf zijn, maar ook een fictief personage.
* Onderwerp: Het onderwerp van een lyrisch gedicht zijn meestal de persoonlijke ervaringen of emoties van de spreker. Dit kan van alles zijn, van liefde en verlies tot vreugde en verdriet tot de natuur en de wereld om hen heen.
* Toon: De toon van een lyrisch gedicht is de houding van de spreker ten opzichte van het onderwerp. Dit kan van alles zijn, van serieus en somber tot licht en humoristisch.
* Beeldmateriaal: Lyrische gedichten maken vaak gebruik van beeldspraak om een levendig beeld in de geest van de lezer te creëren. Dit kunnen vergelijkingen, metaforen en personificaties zijn.
* Figuratief taalgebruik: Lyrische gedichten gebruiken vaak figuratieve taal om een levendiger en gedenkwaardiger beeld te creëren. Dit kan overdrijving, understatement en ironie omvatten.
* Ritme: Lyrische gedichten hebben vaak een regelmatig ritme of metrum. Dit kan van alles zijn, van een eenvoudig balladmeter tot een complexer vrij couplet.
* Rijm: Lyrische gedichten gebruiken vaak rijm om een aangenamer geluid te creëren. Dit kan van alles zijn, van een eenvoudig ABAB-rijmschema tot een complexer terza rima.
Andere elementen van lyrische poëzie:
* Alliteratie: De herhaling van hetzelfde beginmedeklinkergeluid in een dichtregel.
* Assonantie: De herhaling van dezelfde klinker in een dichtregel.
* Consonantie: De herhaling van hetzelfde medeklinkergeluid in een dichtregel.
* Eufonie: De aangename klank van woorden en zinsneden in een dichtregel.
* Kakofonie: Het harde geluid van woorden en zinsneden in een dichtregel.