* Assonantie: De herhaling van klinkers in woorden. Bijvoorbeeld:'De ea ger ea gle ea ts."
* Consonantie: De herhaling van medeklinkers in woorden. Bijvoorbeeld:'De st rong st orm st ruk."
* Hyperbool: Een overdrijving voor nadruk of humor. Bijvoorbeeld:"Ik had zo'n honger dat ik een paard kon opeten."
* Metafoor: Een vergelijking tussen twee ongelijke dingen zonder de woorden 'like' of 'as' te gebruiken. Bijvoorbeeld:"De weg was een lint."
* Onomatopee: Het gebruik van woorden die geluiden imiteren. Bijvoorbeeld:"De bel ging."
* Personificatie: Het geven van menselijke eigenschappen aan een dier, object of idee. Bijvoorbeeld:'De wind fluisterde door de bomen.'
* Vergelijking: Een vergelijking tussen twee ongelijke dingen waarbij de woorden 'like' of 'as' worden gebruikt. Bijvoorbeeld:"De maan is als een zilveren munt."