1. Genitief:
- *De* (gebruikt vóór zelfstandige naamwoorden en voornaamwoorden in de genitiefnaam)
- *Eius* (genitief naamval van de voornaamwoorden "is", "ea", "id")
- *Suus* (genitief naamval van het bezittelijk voornaamwoord "suus, sua, suum")
- *Cuius* (genitief naamval van het vragende en relatieve voornaamwoord "quis, quae, quid")
2. Ablatief geval:
- *Ab* (gebruikt vóór zelfstandige naamwoorden en voornaamwoorden in de ablatief)
- *Ex* (gebruikt vóór zelfstandige naamwoorden en voornaamwoorden in de ablatieve naamval om oorsprong of bron aan te duiden)
3. Partitief genitief:
- *Ex numero*, *e numero*, of *de numero* ("uit het getal", "van de groep")
- *Ex parte* of *de parte* ("van de zijkant", "van de partij")
4. Bezittelijke voornaamwoorden in de genitiefvorm:
- *Meus, mea, meum* ("mijn", "mijn")
- *Tuus, tua, tuum* ("jouw", "jouw")
- *Suus, sua, suum* ("zijn", "haar", "zijn", "hun")
- *Noster, nostra, nostrum* ("onze", "onze")
- *Vester, vestra, vestrum* ("jouw", "jouw")
5. Bijvoeglijk gebruik van voorzetsels:
- *De* ("met betrekking tot", "betreffende")
- *Ex* ("van", "uit", "aan de kant van")
Het is vermeldenswaard dat het specifieke woord of de zinsnede die wordt gebruikt om 'van de' in het Latijn uit te drukken, kan variëren op basis van de grammaticale context, inclusief de naamval en het nummer van het zelfstandig naamwoord of voornaamwoord dat wordt gewijzigd.