Hier zijn enkele van de belangrijkste kenmerken van de Shakespeare-taal:
- Gebruik van jambische pentameter: Dit is een soort poëtisch metrum dat uit tien lettergrepen bestaat, waarbij de klemtoon op elke tweede lettergreep valt.
- Gebruik van beelden en metaforen: Shakespeare was een meester in het gebruik van beelden en metaforen om levendige en gedenkwaardige beschrijvingen te creëren.
- Gebruik van woordspelingen en woordspelingen: Shakespeare gebruikte vaak woordspelingen en woordspelingen om humor te creëren en diepte aan zijn personages toe te voegen.
- Gebruik van archaïsche woorden en zinnen: De toneelstukken van Shakespeare zijn geschreven in de Engelse taal van de 16e en 17e eeuw, waardoor ze voor moderne lezers moeilijk te begrijpen zijn.
De stijl van Shakespeare wordt gekenmerkt door zijn rijkdom en complexiteit. Hij gebruikt een breed scala aan literaire apparaten en technieken, waaronder:
- Toespeling: Dit is een verwijzing naar een persoon, plaats of gebeurtenis uit de geschiedenis, literatuur of mythologie.
- Assonantie: Dit is de herhaling van klinkers in een dichtregel.
- Consonantie: Dit is de herhaling van medeklinkers in een dichtregel.
- Hyperbool: Dit is overdreven vanwege de nadruk.
- Metafoor: Dit is een vergelijking van twee dingen die niet hetzelfde zijn, maar wel iets gemeen hebben.
- Personificatie: Dit is het geven van menselijke eigenschappen aan een dier, object of idee.
De thema's van Shakespeare zijn universeel en tijdloos. Hij onderzoekt thema's als liefde, verlies, verraad, ambitie en macht. Zijn karakters zijn complex en goed ontwikkeld, en vertegenwoordigen vaak verschillende aspecten van de menselijke conditie.
Toneelstukken en sonnetten van Shakespeare worden al eeuwenlang uitgevoerd en bestudeerd, en mensen over de hele wereld genieten er nog steeds van. Ze worden beschouwd als enkele van de grootste literaire werken ooit geschreven.