1. strofestructuur :een sonnet bestaat uit 14 regels, meestal geschreven in jambische pentameter (elke regel bestaat uit tien lettergrepen, met een afwisselend patroon van beklemtoonde en onbeklemtoonde lettergrepen).
2. Rijmschema :Shakespeare-sonnetten volgen een specifiek rijmschema. Gewoonlijk is het rijmschema ABAB CDCD EFEF GG
3. verdeling :De sonnetten van Shakespeare kunnen in twee delen worden verdeeld:het octaaf (de eerste acht regels) en het sextet (de overige zes regels).
4. octaaf (regels 1-8) :presenteert het hoofdidee, thema of probleem van het sonnet. Het eindigt vaak met een ‘wending’ of volta waarbij de toon verandert of er een openbaring, wending of nieuw perspectief is.
5. sestet (regels 9-14) :Dit deel biedt een afsluitende gedachte, oplossing of oplossing voor de vraag of het idee dat in het octaaf wordt gesteld. De rijmende coupletten (GG) aan het einde van het sonnet zorgen voor een gevoel van afsluiting en benadrukken de slotboodschap.
Hoewel Shakespeare innoveerde en variaties op deze structuur gebruikte, volgt de overgrote meerderheid van zijn sonnetten de Engelse of Shakespeariaanse sonnetvorm zoals hierboven beschreven.