Een van de meest opvallende voorbeelden van antisemitisme binnen de Britse koninklijke familie was de troonsafstandscrisis van 1936. Koning Edward VIII, die verliefd was op een Amerikaanse gescheiden vrouw genaamd Wallis Simpson, werd gedwongen afstand te doen van de troon nadat de regering weigerde hem dat toe te staan. met haar trouwen. Veel mensen geloven dat het verzet van de regering tegen het huwelijk gedeeltelijk te wijten was aan Simpsons joodse afkomst.
Een ander bekend voorbeeld van antisemitisme binnen de koninklijke familie was het geval van prinses Alice, hertogin van Gloucester. Prinses Alice was een uitgesproken voorstander van de nazi-partij en had zelfs verschillende keren een ontmoeting met Hitler. In 1947 werd haar haar koninklijke titel ontnomen nadat bleek dat ze voor de nazi's spioneerde.
De afgelopen jaren zijn er verschillende gevallen geweest waarin leden van de koninklijke familie zich uitsprak tegen antisemitisme. In 2019 veroordeelden Prins Harry en Meghan Markle antisemitisme in een verklaring aan de pers. In 2020 bezochten Prins Charles en Camilla, hertogin van Cornwall, een Holocaustmonument in Londen en ontmoetten ze overlevenden van de Holocaust.
De Britse koninklijke familie heeft een complexe geschiedenis met antisemitisme. Er zijn veel gevallen geweest waarin individuele leden van de koninklijke familie antisemitische opmerkingen maakten of antisemitische opvattingen uitten. De koninklijke familie als instituut heeft zichzelf echter nooit officieel antisemitisch verklaard, en sommige leden van de koninklijke familie hebben zich uitgesproken tegen antisemitisme.