1. Houd je aan :iets onaangenaams verdragen, tolereren of weerstaan.
2. Anoniem :Binnenkort, binnenkort of over een tijdje.
3. Beshre :Irritatie of frustratie jegens iemand uiten zonder ernstige schade te veroorzaken.
4. Roosteren :Intense hitte, een staat van opwinding of een gewelddadig conflict.
5. Spoel :Verwarring, commotie of onrust.
6. Demonteren :Doen alsof, je ware gevoelens of bedoelingen verbergen.
7. Aansporen :Iemand sterk aanmoedigen of aansporen om iets te doen.
8. Voorwaar :Ironisch gebruikt om twijfel of ongeloof uit te drukken.
9. Broosheid :Zwakte, onvolmaaktheid of vatbaarheid voor fouten.
10. Fret :Schuurt, verslijt iets langzaam, of veroorzaakt irritatie of ergernis.
11. Vandaar :Weg, van deze plaats of tijd.
12. Gelukkig :Toevallig misschien, of mogelijk.
13. Boer :Een ondeugend of oneerlijk persoon, vaak een bediende of iemand met een lage sociale status.
14. Niets :Niets, waardeloos of van geen belang.
15. Misschien :Mogelijk, toevallig of misschien.
16. Kwartel :De moed of geest verliezen, terugdeinzen of onderworpen zijn.
17. Opstaan :Wakker worden, iemand of iets opwinden of opwinden.
18. San :Zonder.
19. Spits :Een twistzieke, scheldende of slechtgehumeurde vrouw.
20. Voordeel :voordeel, voordeel of gunstige positie.
Dit zijn slechts enkele voorbeelden van woorden die Shakespeare vaak gebruikt. Hun specifieke betekenis kan variëren afhankelijk van de context waarin ze worden gebruikt. De beste manier om het betreffende woord te begrijpen is door het in de oorspronkelijke context binnen het toneelstuk of de tekst te lezen.