1. Leeg vers: Gedurende het hele stuk maakt Shakespeare voornamelijk gebruik van blanco verzen en niet-gerijmde jambische pentameter, om een natuurlijke, gemoedelijke stroom in de dialoog te creëren. Het metrum van blanco coupletten voegt een dramatisch ritme toe aan de taal.
2. Sonnet: De beroemde "balkonscène" tussen Romeo en Julia (Act 2, Scene 2) is geschreven in sonnetvorm, een traditionele poëtische structuur van 14 regels met een specifiek rijmschema. Dit benadrukt de intense romantische gevoelens en de poëtische taal die de twee hoofdrolspelers delen.
3. Oxymoron: Shakespeare maakt vaak gebruik van oxymorons, een stijlfiguur die ogenschijnlijk tegenstrijdige termen combineert, zoals 'door sterren gekruiste minnaars', 'bitterzoet' en 'eerlijk is gemeen, en gemeen is eerlijk', waarmee effectief de tegenstrijdige aard van liefde wordt benadrukt. lot en de tragische gebeurtenissen in het stuk.
4. Alliteratie: De herhaling van medeklinkers aan het begin van woorden of beklemtoonde lettergrepen creëert nadruk, sonische patronen en muzikaliteit. Bijvoorbeeld:"Maar zacht, welk licht breekt daar door het raam?"
5. Beeldmateriaal: Shakespeare gebruikt levendige en suggestieve beelden, waaronder metaforen, vergelijkingen en personificaties, om de poëtische taal van het stuk te versterken. Bijvoorbeeld:"Wanneer hij zal sterven, neem hem dan en snij hem uit in kleine sterren, en hij zal het aangezicht van de hemel zo mooi maken dat de hele wereld verliefd zal zijn op de nacht."
6. Voorafschaduwing: Gedurende het hele stuk laat Shakespeare op slimme wijze subtiele hints en profetieën vallen die de naderende tragedie suggereren. In de proloog waarschuwt het koor bijvoorbeeld dat de gebeurtenissen in het stuk gevuld zullen zijn met 'met de dood gemarkeerde liefde'.
7. Dramatische ironie: Dit gebeurt wanneer het publiek zich bewust is van informatie die de personages zelf niet hebben. Het meest opvallende voorbeeld is dat het publiek weet dat Romeo en Julia geloven dat elkaar dood is als ze zelfmoord plegen.
8. Symboliek: Shakespeare gebruikt symbolen om diepere betekenislagen toe te voegen. Het meest prominente symbool is het gif, dat de vernietigende kracht van de liefde in het stuk vertegenwoordigt.
9. Woordspelingen en woordspelingen: Shakespeare gebruikt woordspelingen, dubbelzinnigheden en andere vormen van woordspelingen om humor te creëren en de dialoog ingewikkelder te maken. Deze woordspelingen verwijzen vaak naar onderliggende betekenissen en zijn een voorafschaduwing van toekomstige gebeurtenissen.
10. Klassieke toespelingen: Shakespeare bevat verwijzingen naar de klassieke mythologie en historische figuren om de culturele en intellectuele diepgang van het stuk te vergroten. Romeo noemt Julia bijvoorbeeld 'mijn Rosaline', een knipoog naar de onbeantwoorde liefde die hij voelde voor haar neef.
11. Tragische fout (overmoed): De ondergang van Romeo en Julia wordt grotendeels toegeschreven aan hun tragische tekortkomingen. Romeo's impulsieve en gepassioneerde karakter leidt hem tot overhaaste beslissingen, terwijl Julia's jeugdige uitbundigheid en toewijding als haar tekortkoming kunnen worden gezien. Dit concept sluit aan bij het klassieke Griekse idee van hamartia of tragische fout.
Shakespeares vakkundige gebruik van deze literaire technieken verheft 'Romeo en Julia' verder dan een eenvoudig liefdesverhaal en transformeert het in een tijdloze verkenning van liefde, het lot en de menselijke conditie.