Arts >> Kunst en amusement >  >> Boeken >> literatuur

Wat is de archaïsche connotatie van het woord meesteres zoals gebruikt in Shakespeares Sonnet 130?

Het woord ‘minnares’ in Shakespeares Sonnet 130 heeft geen enkele archaïsche connotatie. In de context van het sonnet betekent het eenvoudigweg 'vrouwelijke minnaar' of 'lieverd'. Er is geen suggestie voor de modernere betekenis van ‘dominatrix’ of ‘vrouwelijke tiran’.

Hier is de relevante passage uit Sonnet 130:

De ogen van mijn meesteres lijken in niets op de zon;

Koraal veel roder dan het rood van haar lippen;

Als de sneeuw helder is, waarom zijn haar borsten dan dun;

Als de vacht zacht is, groeien er haren op haar hoofd.

Uit deze passage blijkt duidelijk dat de spreker zijn minnares vergelijkt met verschillende natuurlijke objecten, en haar in elk geval in gebreke stelt. Haar ogen zijn niet zo helder als de zon, haar lippen zijn niet zo rood als koraal, haar borsten zijn niet zo wit als sneeuw en haar haar is niet zo zacht als bont. Dit betekent echter niet dat de spreker niet van haar houdt. In feite besluit hij het sonnet door te zeggen:'En toch, bij de hemel, denk ik dat geliefden zeldzaam zijn / die denken dat hun liefdes net zo waar zijn als de mijne.' Het is duidelijk dat de minnares van de spreker speciaal voor hem is, ook al voldoet ze niet aan de conventionele schoonheidsnormen.

literatuur

Verwante categorieën