1. Humanisten van de Renaissance:
* erasmus van Rotterdam: Betoogde dat scholastiek zich te veel concentreerde op logica en abstract redeneren, waardoor de studie van originele bronnen en het belang van menselijke ervaring werd verwaarloosd. Hij geloofde dat de Bijbel en de klassiekers rechtstreeks moesten worden bestudeerd, zonder de lagen van interpretatie van scholastische denkers.
* Michel de Montaigne: Bekritiseerde de scholastische obsessie met argumentatie en het nastreven van 'zekerheid', bewerend dat menselijke kennis inherent beperkt is en dat overmatige afhankelijkheid van logica zou kunnen leiden tot intellectuele arrogantie en dogmatisme.
2. Protestantse hervormers:
* Martin Luther: Luther verwierp de scholastische nadruk op werken en menselijke rede als de basis voor redding, met het argument dat geloof alleen voldoende was. Hij bekritiseerde ook scholastische doctrines zoals transubstantiatie (de overtuiging dat het brood en de wijn van de eucharistie het lichaam en het bloed van Christus worden).
* John Calvin: Evenzo bekritiseerde Calvin de scholastische afhankelijkheid van de menselijke rede, met het argument dat Gods Woord de ultieme bron van autoriteit zou moeten zijn.
3. Vroege moderne filosofen:
* René Descartes: Descartes, een sleutelfiguur in de wetenschappelijke revolutie, verwierp de afhankelijkheid van het scholastiek van de Aristotelische filosofie. Hij pleitte voor een nieuwe basis voor kennis op basis van reden en twijfel, pleiten voor een rigoureuze onderzoeksmethode die aanzienlijk verschilde van de scholastische methodologie.
* Francis Bacon: Bacon bekritiseerde de scholastische focus op abstracte speculatie en pleitte voor een meer empirische en inductieve benadering van kennis. Hij benadrukte het belang van observatie, experimenten en de systematische verzameling van gegevens.
* Thomas Hobbes: Hobbes, een materialistische en politieke filosoof, verwierp de scholastische kijk op de wereld en bekritiseerde de afhankelijkheid van metafysische concepten zoals "vormen" en "essenties". Hij pleitte voor een naturalistische verklaring van menselijk gedrag en samenleving, gericht op de rol van macht en eigenbelang.
Gemeenschappelijke klachten tegen scholastiek:
* Overmatige nadruk op logica en abstract redeneren: Critici beweerden dat scholastiek zich te veel concentreerde op logische aftrek en argumentatie ten koste van empirische observatie, echte ervaring en praktische toepassing.
* Reliance van Aristotelische filosofie: Critici vonden dat scholastiek te sterk afhankelijk was van de filosofie van Aristoteles, waardoor de ontwikkeling van nieuwe ideeën en perspectieven werd belemmerd.
* Dogmatisme en intellectuele arrogantie: Critici beweerden dat scholastiek een rigide en dogmatische benadering van kennis bevorderde, wat leidde tot intellectuele arrogantie en de onderdrukking van afwijkende opvattingen.
* Focus op speculatie en metafysica: Critici vonden dat scholastiek te veel tijd besteedde aan abstracte metafysische concepten en speculatie, het verwaarlozen van praktische zorgen en de echte behoeften van de samenleving.
* Gebrek aan originele gedachte en innovatie: Critici beschuldigden het wetenschappelijk van stagnerend en niet -origineel te zijn, eenvoudigweg het opnieuw te hakken en opnieuw te interpreteren van de ideeën van eerdere denkers in plaats van nieuwe inzichten te ontwikkelen.
Het is belangrijk op te merken dat deze kritiek niet altijd volledig nauwkeurig was. Hoewel scholastiek zijn fouten had, heeft het ook belangrijke bijdragen geleverd aan de intellectuele geschiedenis, zoals het ontwikkelen van rigoureuze methoden van argumentatie en analyse. Bovendien waren scholastische denkers bezig met debatten en controverses, met verschillende denkrichtingen die bestaan in het kader van het scholastiek.