1. Ruimtelijke kwaliteit :
- Voorwaarts/achtergrond
- van links naar rechts
- Omhoog/omlaag
2. Lichaamsniveau :
- Hoog
- Middelmatig
- Laag
3. Dynamiek :
- Sterk/zwaar versus zwak/licht
- Scherp versus aanhoudend/glad
- Staccato versus vloeiend/legato
- Accenten
4. locomotorisch/niet-locomotorisch/axiaal
5. Kromme versus hoekige lichaamsvormen/vloerpatronen :
Kromlijnig
Hoekig
-Zigzagpatronen
6. Tempo; snel langzaam; snel; geleidelijk.
- Geleidelijke versnelling of verandering; plotselinge stop of verandering.