Episodische dansstructuren zorgen vaak voor een grotere flexibiliteit en variatie in de choreografie, omdat ze de choreograaf de vrijheid geven om verschillende ideeën en thema's binnen één stuk te verkennen. Deze aanpak kan bijzonder effectief zijn bij het vastleggen van de complexiteit van menselijke ervaringen of het vertellen van verhalen door middel van beweging. De afzonderlijke afleveringen kunnen elkaar contrasteren of aanvullen, waardoor een dynamische en boeiende choreografische reis voor het publiek ontstaat.
Bovendien kunnen episodische dansstructuren grotere casts dansers huisvesten en verschillende groepen of solisten de kans bieden om in specifieke secties te schitteren. Dit kan een gevoel van collectieve verhalen creëren of individuele talenten binnen het ensemble onder de aandacht brengen.
Voorbeelden van episodische danswerken zijn onder meer:
- George Balanchine's "Serenade" (1934), die bestaat uit vier verschillende delen, elk met een eigen muzikaal thema en choreografische stijl.
- "Appalachian Spring" (1944) van Martha Graham, waarin verschillende afleveringen zijn opgenomen die de reis van een pionierspaar door een veranderend landschap weergeven.
- Alvin Ailey's "Revelations" (1960), waarin een reeks afleveringen wordt gepresenteerd waarin de Afro-Amerikaanse ervaring wordt onderzocht door middel van spirituals en gospelmuziek.
Episodische dansstructuren worden nog steeds door choreografen gebruikt als een veelzijdige en expressieve manier om veelzijdige danswerken te creëren die het publiek betrekken bij een verscheidenheid aan thema's en emoties.