Aseksuele voortplanting (vegetatieve voortplanting):
1. Rhizomen en stolonen: Sommige koolsoorten, zoals Chinese kool en boerenkool, kunnen zich ongeslachtelijk voortplanten via wortelstokken (ondergrondse stengels) of uitlopers (bovengrondse stengels die over de grond lopen). Deze gespecialiseerde stengels kunnen nieuwe scheuten en wortels ontwikkelen, waardoor nieuwe koolplanten ontstaan. Deze methode wordt vaak gebruikt in de commerciële koolteelt, omdat het een consistente plantengroei en genetische uniformiteit mogelijk maakt.
Seksuele voortplanting (zaadproductie):
2. Bloei: Kolen zijn tweejarige planten, wat betekent dat ze hun levenscyclus in twee jaar voltooien. In het eerste jaar concentreert de plant zich op vegetatieve groei, waarbij een rozet van bladeren ontstaat. In het tweede jaar gaat de plant de voortplantingsfase in, waar hij hoge stengels produceert met gele of witte bloemen die in trossen zijn gerangschikt.
3. Bestuiving: Koolbloemen zijn doorgaans kruisbestoven, wat betekent dat stuifmeel van de ene bloem de eitjes van een andere bloem bevrucht. Bestuiving kan op natuurlijke wijze plaatsvinden door insecten, zoals bijen en vlinders, of door de wind.
4. Zaadvorming: Na succesvolle bestuiving ontwikkelen de bevruchte eitjes zich tot zaden. Elke koolbloem kan meerdere zaden produceren.
5. Zadverspreiding: Zodra de zaden volwassen zijn, drogen de bloemstengels uit en komen de zaden vrij in de omgeving. De wind kan de zaden verspreiden, of ze kunnen in de buurt van de ouderplant vallen.
6. Kieming: Onder geschikte omstandigheden van vocht, temperatuur en grond ontkiemen de koolzaden uiteindelijk en beginnen ze uit te groeien tot nieuwe koolplanten.
Samenvattend kunnen koolsoorten zich zowel ongeslachtelijk voortplanten via wortelstokken of uitlopers als seksueel via de productie van bloemen, bestuiving, zaadvorming en zaadverspreiding.