1. Hoog niveau (Élevé):Bij dit niveau gaat de danser op de bal van zijn voet staan, de hielen van de vloer tillen en de benen strekken. Het wordt vaak gebruikt om het lichaam langer te maken, een gevoel van lichtheid te creëren of vreugde en opgetogenheid over te brengen.
2. Gemiddeld niveau (Demi Plié):Bij demi plié buigt de danser de knieën lichtjes, waardoor het zwaartepunt van het lichaam wordt verlaagd en verhoogd. Dit niveau zorgt voor vloeiende bewegingen, controle en overgangen tussen andere niveaus.
3. Laag niveau (Plié):Het laagste niveau in dans, plié, houdt in dat je de knieën diep buigt en het lichaam naar beneden laat zakken. Het voegt gewicht, aarding en stabiliteit toe aan de beweging en wordt vaak gebruikt voor vloerwerk, samentrekkingen en loslaattechnieken.
4. Luchtniveau:bij dit niveau verlaat de danser de vloer volledig, hetzij door sprongen, sprongen of liften. Het creëert een dynamisch en visueel boeiend effect en demonstreert atletisch vermogen, kracht en techniek.
5. Vloerniveau:Zoals de naam al doet vermoeden, verwijst het vloerniveau naar alle posities of bewegingen die op de grond worden uitgevoerd. Dit niveau wordt vaak gebruikt bij hedendaagse dans-, hiphop- of floorbarre-oefeningen, waarbij controle, flexibiliteit en coördinatie vereist zijn.
6. Niveau in de lucht:Dit niveau treedt op wanneer de danser gedeeltelijk in de lucht hangt, maar niet in de volledige omvang van een sprong of sprong. Dit kan worden bereikt door op één been te balanceren of door over te schakelen tussen ondersteunde en niet-ondersteunde posities.
Door de verschillende niveaus van dans te begrijpen en te beheersen, kunnen dansers ingewikkelde choreografieën creëren, dynamische spanning en ontspanning opbouwen en verbinding maken met de ruimte om hen heen. Ook kan de niveaukeuze de beoogde sfeer, het verhaal of de emotie van de dansvoorstelling versterken.