De dansvorm is in zekere zin vergelijkbaar met Giddha in zijn presentatie. Maar in plaats van staand te worden uitgevoerd, vindt Salok zijn oorsprong bij vrouwen die zittend werken. Het werd uitgevoerd tijdens het malen van tarwe of andere granen op maalstenen. Daarom bestaan de bewegingen uit het rechtop zitten of hurken van de danser met wat hand-, vinger- en voetbewegingen erin.
Een veel voorkomende beweging die bij Salok wordt geassocieerd, is het klappen van de handen vanuit een zittende positie, samen met het zwaaien van het bovenlichaam. De klapstijl verschilt van Gidda doordat alleen vanaf de pols naar boven wordt geklapt, terwijl de handpalm gestrekt blijft in de tegenovergestelde richting van het klappen van de armen of polsen. Een andere veel voorkomende beweging van Salok is het zwaaien of draaien van polsen of armen door de elleboog op één plaats (of aan de achterkant) vergrendeld te houden. Voeten hebben niet veel unieke stijlen in Salok-dans, maar het ritme blijft zo energiek als kan worden bereikt in een zittende positie, samen met enkele snelle bewegingen wanneer ze staan terwijl ze op hun heupen zitten