Kalveren: De kuiten bevinden zich aan de achterkant van het onderbeen en zijn verantwoordelijk voor het buigen van het enkelgewricht. Bij tapdansen worden de kuiten gebruikt om de tenen te richten en om te zorgen voor voortstuwing tijdens het springen.
Hamstrings: De hamstrings bevinden zich aan de achterkant van het dijbeen en zijn verantwoordelijk voor het buigen van het kniegewricht en het strekken van het heupgewricht. Bij tapdansen worden de hamstrings gebruikt om de afdaling te controleren bij het landen na sprongen en om kracht te leveren voor snelle stappen.
bilspieren: De bilspieren bevinden zich op de billen en zijn verantwoordelijk voor het strekken van het heupgewricht en het naar buiten draaien van het dijbeen. Bij tapdansen worden de bilspieren gebruikt om kracht te leveren bij sprongen en om de lichaamspositie tijdens het dansen te controleren.
Buikspieren: De buikspieren bevinden zich aan de voorkant van het lichaam en zijn verantwoordelijk voor het buigen van de wervelkolom en het bekken. Bij tapdansen worden de buikspieren gebruikt om het evenwicht en de houding te behouden en om de beweging van het lichaam te controleren.
Rugspieren: De rugspieren bevinden zich aan de achterkant van het lichaam en zijn verantwoordelijk voor het strekken van de wervelkolom en het draaien van de schouders. Bij tapdansen worden de rugspieren gebruikt om het evenwicht en de houding te behouden en om de bewegingen van het lichaam te controleren.
Voetspieren: De voetspieren bevinden zich in de voetzolen en zijn verantwoordelijk voor het ondersteunen van de voetbogen, het controleren van de tenen en het voortbewegen van het lichaam. Bij tapdansen worden de voetspieren gebruikt om de ritmische tikgeluiden te creëren en voor stabiliteit te zorgen.