* Metafoor: Een vergelijking tussen twee ongelijke dingen, zonder de woorden 'like' of 'as' te gebruiken. Bijvoorbeeld:"De lucht was een oceaan van blauw."
* Personificatie: Het geven van menselijke eigenschappen aan een dier, object of idee. Bijvoorbeeld:'De wind fluisterde door de bomen.'
* Hyperbool: Een overdrijving. Bijvoorbeeld:"Ik had zo'n honger dat ik een paard kon opeten."
* understatement: Een uitdrukking die bewust minder sterk lijkt dan de situatie. Bijvoorbeeld:"Ik had een beetje hoofdpijn."
* Eufemisme: Een milde of indirecte uitdrukking, meestal gebruikt om te voorkomen dat iemand wordt beledigd. Bijvoorbeeld:'Hij stierf' in plaats van 'Hij stierf'.
* Toespeling: Een verwijzing naar een bekende persoon, plaats, ding of gebeurtenis. Bijvoorbeeld:"Onze school was een ivoren toren van leren."
* Synchronisatie: Een deel gebruiken om het geheel weer te geven. Bijvoorbeeld:"Alle hens aan dek!"
* Metonymie: Een naam of attribuut gebruiken dat aan iets is gekoppeld om het ding zelf weer te geven. Bijvoorbeeld 'Het Witte Huis' voor de president van de Verenigde Staten.
* Oxymoron: Een combinatie van ogenschijnlijk tegenstrijdige woorden. Bijvoorbeeld 'bitterzoet'.