* Melodie: Een reeks noten die achter elkaar worden gespeeld.
* Harmonie: De combinatie van verschillende noten die tegelijkertijd worden gespeeld.
* Ritme: Het patroon van beats en accenten in muziek.
* Timbre: De kwaliteit van een geluid dat het onderscheidt van andere geluiden.
* Dynamiek: De variatie in luidheid en zachtheid in muziek.
* Textuur: Het algehele geluid van een muziekstuk, inclusief het aantal instrumenten dat wordt bespeeld, de manier waarop ze worden bespeeld en de manier waarop de muziek is gearrangeerd.
* Formulier: De structuur van een muziekstuk, inclusief de verschillende secties en hoe ze zijn gearrangeerd.
* Genre: De muziekcategorie waartoe een muziekstuk behoort, zoals klassiek, jazz, rock, pop, etc.
* Stijl: De unieke manier waarop een muziekstuk wordt uitgevoerd, inclusief de interpretatie van de bedoelingen van de componist en het gebruik van verschillende technieken.
* Stemming: Het emotionele gevoel dat een muziekstuk bij de luisteraar oproept.
Geluid
* Luidheid: De intensiteit van een geluid, gemeten in decibel (dB).
* Pitch: De frequentie van een geluid, gemeten in hertz (Hz).
* Timbre: De kwaliteit van een geluid dat het onderscheidt van andere geluiden.
* Duur: De tijdsduur dat een geluid duurt.
* Herhaling: Het aantal keren dat een geluid wordt herhaald.
* Onderbreking: Het patroon van pauzes en onderbrekingen in een geluid.
* Complexiteit: Het aantal verschillende geluiden dat in een geluid aanwezig is.
* Onvoorspelbaarheid: De mate waarin een geluid onverwacht of verrassend is.
* Ergernis: Het geluid waarbij een geluid als onaangenaam of irriterend wordt ervaren.
* Schadelijk: De mate waarin een geluid gehoorschade of andere gezondheidsproblemen kan veroorzaken.