De relatie tussen de spanning van een snaar en de frequentie kan worden begrepen aan de hand van de formule:
$$f =\sqrt{\frac{T}{\mu L}}$$
- \(f\) is de frequentie van de trilling
- \(T\) is de spanning van de snaar
- \(\mu\) (mu) is de massa per lengte-eenheid van de string
- \(L\) is de lengte van de trillende snaar
Uit de formule zien we dat de frequentie recht evenredig is met de vierkantswortel van de spanning, wat betekent dat naarmate de spanning toeneemt, ook de trillingsfrequentie toeneemt.
Bovendien verhoogt het aanspannen van de snaar ook de stijfheid ervan. Een stijvere snaar is beter bestand tegen vervorming, wat leidt tot een hogere herstelkracht wanneer deze wordt geplukt of gebogen. Deze grotere herstelkracht zorgt ervoor dat de snaar met een hogere frequentie oscilleert.
Het samenspel tussen spanning en stijfheid bepaalt de toonhoogte en het timbre van de klank van de viool. Door de spanning van de snaren aan te passen, kunnen violisten een nauwkeurige intonatie bereiken en een rijke verscheidenheid aan tonen en expressies in hun muziek produceren.