De resonantieposities worden bepaald door de natuurlijke frequenties van het systeem, die op hun beurt worden bepaald door de fysieke eigenschappen van het systeem. In het geval van een trillende snaar worden de eigenfrequenties bijvoorbeeld bepaald door de lengte, spanning en massa per lengte-eenheid van de snaar. Als een van deze fysieke eigenschappen wordt veranderd, zullen de natuurlijke frequenties ook veranderen, en dus zullen de resonantieposities veranderen.
Bij een stemvork wordt de eigenfrequentie bepaald door de lengte en dikte van de tanden. Als een stemvork met een andere frequentie wordt gebruikt, zal de lengte en/of dikte van de tanden anders zijn, en dus ook de eigenfrequentie. Hierdoor zullen de resonantieposities veranderen.