1. Complexe ritmes en syncopen: De Fantasie-Impromptu wordt gekenmerkt door ingewikkelde en gesyncopeerde ritmes die nauwkeurige timing en coördinatie vereisen. De hoofdmelodie speelt vaak tegen contrasterende ritmes in de begeleiding.
2. Snelle arpeggio's en toonladders: Het stuk bevat talrijke passages met snel bewegende arpeggio's en toonladders, die behendige vingers en een consistente aanslag vereisen.
3. Trillers en ornamenten: Chopin gebruikt vaak trillers, bijtende geluiden en andere ornamenten in de Fantasie-Impromptu, die versiering en expressiviteit aan de muziek toevoegen.
4. Dynamische contrasten: Het stuk vereist frequente veranderingen in de dynamiek, variërend van delicate en lyrische secties tot krachtige en nadrukkelijke passages.
5. Aanhoudende melodieën en trappen: De Fantasie-Impromptu bevat lange, aanhoudende melodieën die een zorgvuldige frasering en een gevoelig gebruik van het sustainpedaal vereisen.
Over het geheel genomen is de Fantasie-Impromptu, Op. 66, is een veeleisend stuk dat zowel technische als muzikale uitdagingen biedt. Hoewel het technisch gezien niet zo moeilijk is als sommige van Chopins andere composities, zoals zijn Études, vereist het toch een hoog niveau van vaardigheid en muzikale volwassenheid.