1. Houd de saxofoon vast met uw linkerhand en uw rechterhand. Uw linkerduim moet op de duimsteun rusten en uw vingers moeten over de toetsen worden geplaatst. Uw rechterhand moet met de vingers gebogen over de toetsen worden geplaatst.
2. Plaats de vingers van uw linkerhand op de toetsen en bedek de eerste drie toetsen van bovenaf (ook wel de handpalmtoetsen genoemd) met uw wijs-, middel- en ringvinger. Bedek de zijtoets met uw duim.
3. Plaats de vingers van uw rechterhand op de toetsen en bedek de eerste drie toetsen (vanaf de onderkant) met uw wijs-, middel- en ringvinger.
4. Blaas lucht in de saxofoon terwijl je de toetsen indrukt die je bedekt hebt. Mogelijk moet u de hoeveelheid lucht die u blaast en de druk die u op de toetsen uitoefent aanpassen om een heldere en goed afgestemde A-noot te produceren.
Vergeet niet om regelmatig te oefenen om uw embouchure en vingertechniek te ontwikkelen, die essentieel zijn voor het effectief spelen van de saxofoon.