[Verse 1]
C G Ben F C
De hele tijd was er ruzie
F G C
Nu vond deze ruzie plaats tussen
Ben F C
Twee nogal ongewone mensen
[Koor]
C G Ben F C
De eerste was een paard, en de andere
F G C
Was een eend
Ben F C
En ze hadden ruzie
C G Ben F C
Wie heeft het gevonden ei gelegd?
[Verse 2]
C G Ben F C
Het paard zei dat de eend het ei had gelegd, de eend zei de
F G C
Paard legde het ei
Ben F C
Toen begonnen ze te vechten, en ze vochten de hele nacht
[Koor]
C G Ben F C
Op het boerenerf vochten ze, in de eendenvijver
F G C
Ze vochten
Ben F C
Op het dak van het kippenhok vochten ze
C G Ben F C
De hele nacht
[Koor]
C G Ben F C
Wie heeft het ei gelegd, wie heeft het ei gelegd
F G C
Wie heeft het ei gelegd?
[Brug]
FC
Toen een wijze oude uil, die in een boom woonde
C G Ben F C
Wie heeft het ei gelegd?
[Koor]
C G Ben F C
Toen zei de uil dat het niet uitmaakte wie
F G C
Het ei gelegd
Ben F C
Omdat er een olifant op het ei zat
C G Ben F C
Ze hebben gevonden!