Ik sta alleen op de winderige kust,
De zoute zeebries prikt in mijn gezicht,
En in de verte woedt een storm,
Een storm die geen naam heeft.
(Koor)
Heer van de onrustige zee,
Ik roep je aan in mijn nood,
Oh hoor mijn roep en kom naar mij toe,
En red mij uit deze duisternis,
(Vers 2)
De golven beuken tegen de ruige kliffen,
En de zee kookt van woede en woede,
Maar ik zal niet bang zijn,
Want jij bent mijn toevlucht en mijn kracht.
(Vers 3)
Jij bent degene die over water loopt,
En stilt de woeste golven met een woord,
Jij bent degene die de stormen kalmeert,
En brengt vrede in het onrustige hart.
(Vers 4)
Dus ik kom naar U, Heer, in mijn tijd van nood,
Met geloof en vertrouwen leg ik mijn angsten neer,
Ik weet dat je mij niet in de steek zult laten,
Want U bent mijn Heer en mijn Verlosser.
(Koor)
Heer van de onrustige zee,
Ik roep je aan in mijn nood,
Oh hoor mijn roep en kom naar mij toe,
En red mij van deze duisternis.
(Brug)
En in uw barmhartigheid en uw genade,
Je reikt naar beneden en tilt me op,
En ik ben veilig, in jouw liefdevolle armen,
Voor eeuwig en altijd zal ik uw naam prijzen.
(Koor)
Heer van de onrustige zee,
Ik roep je aan in mijn nood,
Oh hoor mijn roep en kom naar mij toe,
En red mij van deze duisternis.